Het afruimen van de tafel, de tafel weer zuiver maken na het hoofdgerecht.
A la carte
Kaart met meerdere gerechten, de klant stelt zijn eigen menu samen.
Op het moment zelf, kort.
Graad van gaarheid, half doorbraden, vlees is vanbinnen nog roze.
Het versnijden van citrusvruchten tot op het vruchtvlees. Er is geen schil of wit meer te zien.
Beetgaar, gaarheid van deegwaren, risotto en groente.
Voorproevertje, voor de maaltijd aangeboden door de zaak.
Aankondigen of bekendmaken.
Samenstelling of mengsel.
Een gerecht voorzien van een smaakstof met een bepaald aroma.
Begieten of bedruipen tijdens de bereiding om uitdroging te voorkomen.
Afkruiden, op smaak brengen.
Geklaarde boter.
Een glad geroerde boter die met bloem gemengd wordt om nadien een vlugge binding te bekomen.
Grondstoffen, bv. groenten, gedurende twee à drie minuten in licht gezouten water kokend water onderdompelen.
Kruidenbosje bestaande uit tijm, laurier en peterseliestengels.
Stoven in een gesloten pot op een onderlaag van groenten onder vocht.
Opbinden van vlees, wild of gevogelte om de juiste vorm te behouden.
Het keuken- en bedieningspersoneel.
Een maaltijd met de karakteristieken van het ontbijt en de lunch.
Gesneden in zeer fijne dobbelsteentjes.
Geroosterde snede brood met divers belegsel.
Versieringen met een speciaal mesje aanbrengen op fruit of groenten.
Persoon die toeziet op het protocol en overlegt met de maître d'hôtel.
Verplaatsbare warmwaterbak, vooral gebruikt bij bufetten.
Inkepingen maken in vlees of vis om het bakken of koken makkelijker te maken. Kan ook bladgroenten in fijne reepjes snijden zijn.
Klok; deksel om een bord of schaal af te dekken tijdens het transport om de gerechten langer warm te houden.
Vuurvaste schaal, rond of ovaal, meestal met deksel.
Bestelling
Met suiker gekookt fruit.
Grof hakken, in blokjes snijden van tomatenvlees.
Bewaren van voedingsmiddelen.
Heldere bouillon, soep.
Term die zowel in de zaal als de keuken gebruikt wordt. Het drukste moment van de service.
Dunne pannenkoeken.
In dobbelsteentjes gesneden brood, geroosterd of gebakken in boter.
De kooktijd, gaartijd.
Tandenstoker
Scheutje, vooral in de barwereld gebruikt.
Algemene vakterm voor het afruimen van materiaal in de zaal.
Versieren
Schelpdieren van de schaal ontdoen; schaaldieren van de schaal ontdoen.
Ontvetten
Gerechten of dranken proeven om de smaak, samenstelling, kwaliteit of temperatuur te controleren.
Een drankje dat de spijsvertering bevordert.
Twee in elkaar passende saladiers waarvan de onderste gevuld is met gepileerd ijs om gerechten of dranken af te koelen.
Ronde of ovalen schotels waarop men soeptrines, sauskommetjes, groenten of andere garnituren plaatst om naar de zaal te brengen.
Spuitmondje, effen of getand.
Zoet
Schikken van gerechten en garnituren op borden.
Vlees, groenten of fruit in dunne gelijke plakjes snijden.
De pel of schil verwijderen door het product kort in kokend water te dompelen.
Het afhalen van gerechten of garnituren uit de keuken.
Algemene verzamelnaam voor alle voorgerecht- of nagerecht bestek.
Vulsel, van een kalkoen bijvoorbeeld.
Vis volledig ontdoen van de graten.
Met sterke drank overgieten en deze aansteken.
Bouillon
Zoetigheden voor bij de koffie.
Versieren van gerechten of dranken met het oog op de presentatie.
Fijn gehakte gestoofde sjalotten, witte wijn, geplette peperkorels, fijn gesneden peterseliestengels en fijn gesneden dragonstelen samen met extra dragon laten inkoken.
Bindmiddel dat smaak en geurloos is, vooral gebruikt in de patisserie.
Fijn geklopt of gemalen ijs.
Zonder tarwe gluten.
In reepjes gesneden vis.
Bijzettafel in een restaurant, waaraan de kelner kan werken in het bijzijn van de gasten.
Infuser
Een product of samenstelling in kokend vocht leggen om de smaak van het product aan het vocht te geven.
Groente, in fijne reepjes gesneden, 3 tot 5 cm lang en een breedte van 1 à 2 mm.
Bestek dat boven het bord wordt opgedekt en gebruikt wordt voor het nagerecht.
Soeplepel
Maaltijd die tijdens de middag wordt genuttigd.
Klein gesneden mengeling van groenten of fruit.
De keuken op de hoogte brengen wanneer men mag starten met het bereiden van bepaalde gerechten.
Het onderhoud van materiaal en meubilair als noodzakelijk onderdeel tot de voorbereiding van de dienst.
Mengen
Kleine hapjes bij de koffie.
Geplette peperkorrels
Samenstelling van grof versneden groenten.
De algemene voorbereiding tot de dienst.
Dikke katoenen stof die de tafel beschermt en meer comfort geeft. Ligt onder de nap.
Opwerken met bv. room of boter.
N
Een tafellaken met kleinere afmetingen als de nappe, dekservet. Wordt meestal gebruikt wanneer de nappe vuil is.
Tafellaken
Gelijkmatig oversauzen van gerechten.
Door paneermeel of broodkruim halen.
Omhulsel waarin een gerecht wordt klaargemaakt.
Gerechten, dranken of garnituren serveren aan de tafel van de gast. Kan ook in de keuken gebruikt worden om een saus of soep te zeven.
Spuitzak
Het tonen van gerechten aan de gasten alvorens deze te serveren aan de diensttafel.
Met een of twee lepels gevormde ovale 'balletjes' van een farce of mousse.
Verfrissen, afkoelen in ijswater.
Gerechten, garnituren of dranken bijserveren aan de tafel van de gast.
Samenstelling van eierdooiers en suiker zo lang bewerken tot ze een zekere vastheid bekomt.
Graad van gaarheid; rood.
Oven met alleen straalwarmte van boven. Vooral gebruikt om te gratineren.
Dienstbestek, grote lepel en vork om gerecht te dresseren aan de diensttafel.
Bordje dat links van de tafel wordt opgedekt bestemd voor toast, brood, salade en compote.
Houten lepel
Barzeef
Table d'hôte
Gastentafel
Algemene vakterm voor het versnijden van vlees, wild en gevogelte in de zaal.
Tomatenpuree of verse tomaten toevoegen.
Schilletje van een sinaasappel of citroen.
Vingerkom (rince doigts)
Kommetje met lauw water en citroen. Wordt bij gerechten geserveerd waar we met onze handen moeten eten.
Roeren in een samenstelling om het schiften te voorkomen.
Zakouskis
Kleine belegde toastjes.
Buitenste schil van citrusvruchten.
Het witte gedeelte tussen schil en vlees bij citrusvruchten.
Reactie plaatsen
Reacties